In de regio Veendam – Midden-Groningen werken vmbo’s en praktijkscholen succesvol samen met het bedrijfsleven. Niet alleen door middel van stageplaatsen, maar er zijn ook afspraken over het gebruik van de nieuwste machines op de school. Hoe hebben ze dat aangepakt?
Ze weten er enthousiast over te vertellen, Alidston Munting, projectleider van de Sterk Techniekregio Veendam – Midden-Groningen, en Pim Schilstra, accountmanager bij Makita Nederland. Ze vullen elkaar aan, benadrukken het belang van hun samenwerking meerdere malen. Hier is goed over nagedacht, laten ze blijken.
Schilstra werkt bij Makita Nederland, een bedrijf dat gereedschap en machines levert aan de bouw-, groen- en technieksector. Het bedrijf heeft sinds enkele jaren een speciaal programma voor vmbo’s die Groen aanbieden. “Scholen hebben vaak een strak budget, waardoor ze bijvoorbeeld maar twee machines konden aanschaffen, terwijl er eigenlijk vijf nodig zijn”, vertelt Schilstra.
“Daarom besloten we om deze machines voor een speciale prijs aan te bieden, omdat leerlingen dan ook leren om met onze producten om te gaan. Dit doen we al enkele jaren bij groenscholen en dat gaat erg goed.” Een inruilprogramma zorgt er daarnaast voor dat de machines mogen worden omgeruild als er nieuwe technologie voor in de plaats gekomen is.
De accountmanager kwam docent Munting tegen op middelbare school Winkler Prins in Veendam, waar het idee ontstond om dit programma ook voor techniekopleidingen op te zetten. De directie van Makita was niet direct overtuigd, maar werd toch over de streep getrokken. Het is niet alleen een samenwerking door middel van een korting, benadrukt Schilstra. “Werp een blik op de vacatures in de sector en je ziet het enorme tekort aan technisch geschoold personeel. Bedrijven schreeuwen om vakmensen, maar ze zijn er niet. Dus moeten we het technisch onderwijs en technische beroepen goed op de kaart zetten.”
Vakbekwame leerlingen
Het praktijkonderwijs moet zo goed mogelijk uitgerust zijn om vakbekwame leerlingen op te leveren die van toegevoegde waarde zijn voor een bedrijf, aldus Munting. “We willen leerlingen met de nieuwste techniek in aanraking laten komen. Daarom hebben we drie merken benaderd die een tuin- en park-assortiment hebben, zodat leerlingen op school met dezelfde apparaten werken als bij stages of op werk.” De school werkt met een variatie om leerlingen niet tot de werkwijze van apparaten van één merk te beperken.
Toen het programma Sterk Techniekonderwijs zich aandiende, werd de mogelijkheid onderzocht om het bestaande programma met tuin -en parkmachines uit te breiden met Powertools. Hiermee wordt beoogd om ook de leerlingen in het techniekonderwijs met de nieuwste machines te laten werken. Munting is als projectleider van de regio Veendam – Midden-Groningen betrokken bij de totstandkoming van de plannen.
Het project, ‘Passie In Techniek’ genoemd, zorgde ervoor dat er een veel beter beeld kwam van de bedrijven in de regio, aldus Munting. “We begonnen met het vmbo, waarna het projectonderwijs aanhaakte en een projectteam ontstond van mensen uit het onderwijs.” Zij namen allemaal hun eigen netwerk en expertise mee. We hebben daarom de netwerken in kaart gebracht en daarna de vraag gesteld: welke bedrijven missen we nog? Welke bedrijven moeten we benaderen? “De docenten met specifieke verzoeken namen we vervolgens mee naar de bedrijven.”
Denk bijvoorbeeld aan de dealers die ook weer stageplaatsen te bieden hebben, legt Schilstra uit. “Makita bepaalt de betaalregeling, maar de dealer praat met de scholen. En daar hebben ze ook behoefte aan mensen die ergens aan kunnen sleutelen. Zo vinden onderwijs en het bedrijfsleven elkaar ook beter en worden netwerken uitgebreid.”
Blijven leren
Dat betekent ook dat docenten geschoold moeten blijven worden om met de machines te kunnen blijven werken. Dit gebeurt in overleg met de regio in het trainingscentrum van Makita in Eindhoven. “Daar hebben we een kenniscentrum met een specialist, waar docenten worden (bij)geschoold in het werken met de nieuwste technologie”, aldus Schilstra. Daarnaast is er een adviseursteam dat rondreist in een bus vol machines, om daarmee bedrijven en scholen te bezoeken.
Zo zijn er veel meer partijen die verbinding maken. De dealer levert aan school en zoekt personeel, de leerling krijgt er een stageplaats. “Hier komen vervolgens techniekbedrijven naartoe die machines kopen en van de dealer over de stageplekken horen”, aldus Schilstra. “Zo weet het bedrijf de school ook te vinden. Het is een soort vacaturebank, een visvijver, van zowel het bedrijfsleven, school, leerlingen en leerkrachten.”
Door middel van een netwerkbureau zullen de samenwerkingen beter gestroomlijnd worden. Waar er nu veel individuele vragen bij bedrijven worden gesteld, wordt dit het centrale punt van waaruit informatie wordt verstrekt en vragen worden beantwoord. Er zijn nu zo’n dertig bedrijven betrokken bij het project, dus dat vraagt om een overzichtelijke aanpak, aldus Munting.
Het vieze imago
Dit soort samenwerkingen zijn niet nieuw, beamen beiden, maar zijn er voornamelijk in het mbo. Het is nodig om leerlingen op jongere leeftijd al met techniek in aanmerking te laten komen, vindt Munting. “Techniek heeft een oud imago, vooral bij de moeders. Maar door samenwerkingen aan te gaan met bedrijven, kunnen we leerlingen en ouders beter laten zien hoe nieuwe technologie werkt en eruitziet. Door onze docenten te blijven scholen, kunnen we leerlingen beter laten zien waar ze in de praktijk mee te maken zullen krijgen.”
Dat beaamt ook Schilstra. “Het imago is nog steeds dat je vieze handen krijgt in de techniek. Het beeld van de automonteur met een vies pak aan en smerige handen. Maar tegenwoordig gaat zo veel via de computer. Als je bij de automonteur komt, gaat er eerst een stekker in.” Printers zijn lasergestuurd, evenals snijmachines. Dat gebeurt niet meer met de handen. “Je hebt uiteraard wel nog gereedschap nodig, want een computer kan een schroef niet aandraaien. Maar er is zoveel moderne technologie waar veel mensen nog weinig vanaf weten.” Door ze met deze vernieuwde technieken in aanraking te brengen krijgen leerlingen en ouders een veel beter beeld van de mogelijkheid van techniek en zullen meer leerlingen gaan uitstromen in een technisch beroep, aldus Schilstra.
Om kinderen al op jonge leeftijd te enthousiasmeren, is er in de regio Veendam een lokaal, Tech4Fun, ingericht waar basisschoolleerlingen uit de groepen 5 tot en met 8 langskomen, vertelt Munting. “Hier bieden veertig vrijwilligers allerlei technieklessen aan en wordt nieuwe technologie volop gedemonstreerd en door leerlingen getest.” Ook is er in Midden-Groningen een Innovatiefestival dat inhoudt dat basisscholen op bezoek gaan bij bedrijven en daar een product maken en een rondleiding krijgen. Ouders worden hier ook bij betrokken, vertelt de projectleider. “We willen vooral dat kinderen op jonge leeftijd al zien wat er allemaal te doen is in de regio. Deze lijn zetten we door in de onderbouw. We proberen het enthousiasme voor techniek vast te houden en de leerlingen een goed beeld te geven van de (technische)profielen. Ook de doorgaande lijn van voortgezet onderwijs naar het mbo is een van de ambities binnen het project.
Samen met het bedrijfsleven proberen de betrokken partijen (toekomstige) leerlingen en hun ouders op meerdere momenten een goed beeld te geven van techniek in de regio. De scholen houden ook een open huis, een dag waarop toekomstige leerlingen langs kunnen komen om rond te kijken. Ook Makita is hier aanwezig met het carvingteam, jongens die met kettingzagen beelden maken. “Dan zie je dat leerlingen zelf daarmee aan de slag gaan. Ook meisjes staan dan met een kettingzaag iets te maken. Dat zijn mooie momenten”, vertelt Schilstra. En dan is er nog het project waarbij kinderen in de onderbouw van het vmbo en praktijkonderwijs een week lang lessen volgen op het mbo, en er aan een product wordt gebouwd dat aan de ouders gepresenteerd wordt. “Je kan je niet alleen op het vmbo focussen”, aldus Munting. “We moeten het met z’n allen doen.”
Betrokken bedrijfsleven
Bedrijven uit de regio Veendam – Midden-Groningen zijn erg betrokken, er is een cofinanciering van veertig procent waar tien procent vereist is, aldus Munting. “Dat zijn niet alleen stages, of korting op machines. Het is ook het bedrijf dat voor twaalf uur per maand voor vier jaar lang personeel beschikbaar stelt voor curriculum innovatie. Of een opleidingsplaats voor twee leerlingen, waarbij wij het opleidingstraject betalen én er baangarantie is. Dat zijn de samenwerkingen die je zoekt, om te investeren in elkaar.” Er ligt volgens de twee een stevig fundament dat de komende jaren zijn meerwaarde moet gaan bewijzen. En die samenwerkingen moeten ook innovatief blijven, vindt Munting. Inmiddels hebben partijen uit andere regio’s in het land interesse getoond in de werkwijze. “We bieden op onze site van Sterk Techniekonderwijs ook de mogelijkheid om contact op te nemen, juist omdat we denken dat innovatief blijven samenwerkingen zal bevorderen”, vindt Munting. Inmiddels hebben partijen uit andere regio’s in het land interesse getoond in de werkwijze.
Kwaliteitsslag maken
Iedereen heeft belang bij dit soort samenwerkingen, benadrukt Schilstra. “We zitten allemaal in dezelfde sector. Als de markt stagneert, dan zal dat ook bij ons en bij collega’s het geval zijn. Maar als de techniekbranche groeit en vacatures worden ingevuld, dan groeit de sector en is er meer vraag. Dus uiteindelijk is iedereen gebaat bij hun inbreng, de hele branche moet meewerken.” Mogelijk zullen ook andere sectoren zoals Z&W zo’n kwaliteitsslag kunnen maken, de basis voor die aanpak wordt nu in het hele land gelegd, denken de twee. Vanaf januari is Passie In Techniek van start gegaan, het netwerkbureau is ook volop bezig. “Het onderwijs moet betrokken blijven bij het werkveld en zich blijven aanpassen aan de ontwikkelingen daar”, aldus Munting. “De samenwerking en expertise die we nu hebben, kan de sector de impuls geven die het hard nodig heeft.”